Achtergrond
?Ik ben geen eurofiel?
Oud-politicus Laurens Jan Brinkhorst neemt afscheid als hoogleraar aan de Universiteit Leiden. Hij zoekt een antwoord op het sluipende nationalisme dat de Europese Unie bedreigt. ‘Ik schaam me ervoor.’
Vincent Bongers
woensdag 9 november 2011
© Door Taco van der Eb

Op een kast in het kantoor van hoogleraar Europees Recht Laurens Jan Brinkhorst (74) staat een klein blauw vlaggetje met gele sterren. Het symbool van een unie die momenteel wankelt. Maar er is geen weg terug, vindt Brinkhorst, die onder andere minister, staatssecretaris en fractieleider van D66 was. In 2006 keerde hij als hoogleraar terug naar Leiden waar hij als 17-jarige rechten ging studeren. Hij zwaait af nu de EU op een keerpunt in haar bestaan staat.

‘In Leiden vond ik het leuk om aan eerstejaars te doceren. Ik merkte wel af en toe dat ik met de ‘opzoekgeneratie’ had te maken. Dan gaf ik college over Spanje en Portugal en vertelde ik iets over Franco. Dan vroeg een student wie dat toch eigenlijk was. Achteraf had ik dan een gesprekje met die persoon en die zei dan: “Dat kunnen we toch op zoeken.” Maar je moet wel verbanden kunnen leggen, een referentiekader hebben. Studenten moeten weten dat Karel de Grote en Karel de Vijfde niet in dezelfde tijd leefden.

In deze tijd staat Europa, de kern van zijn vakgebied, voor een keuze. Intensiever samenwerken en meer eenheid uitstralen of terugvallen in nationalisme en uiteindelijk in irrelevantie. Dat is een analyse die niet is gebaseerd op liefde voor Europa. Het is het antwoord op sluipend nationalisme. Ik ben geen overmatige eurofiel. Ik vind de tegenstelling euroscepticus versus eurofiel ook onzinnig. Nederland heeft zich nooit geïnteresseerd voor politieke integratie, alleen in handel. Amerika regelde de rest wel.

‘Het einde van de Koude Oorlog heeft de geopolitieke situatie van Europa veranderd. Amerika richtte zich voor zijn veiligheid op andere landen en gebieden, vooral in Azië. We nemen nu een totaal andere plaats in, zijn een beetje aan ons lot overgelaten. We hebben nagelaten om in te spelen op die nieuwe verhoudingen.

‘Daarnaast is de totale suprematie van het Westen verdwenen. Andere landen kwamen op en wij hebben hun groeipotentieel onderschat. Wie had verwacht dat Europa met de hoed in de hand langs China moet gaan om geld binnen te halen om economische stabiliteit te krijgen? Of de Russen die dan wel even tien miljard euro in het Eurofonds willen steken. Dat is een belediging, een affront. Daar moeten we als eenheid op reageren.

‘Maar dat is moeilijk te verkopen in een tijd dat veel politici beelden oproepen van een superstaat waarin de nationale identiteit verdwijnt. Het is kletskoek dat Nederland wordt opgeheven. De VVD onder leiding van Bolkestein is begonnen met het verzet tegen de betalingen aan de Unie. Dat is een dogma geworden. Als je een Nederlander op zijn portemonnee trapt, trap je hem op zijn hart.

‘Het vertrouwen is natuurlijk ook geschonden. Toen de euro kwam, hoopte we ook dat er een meer gemeenschappelijk economisch beleid zou komen. Dat er in ieder geval begrotingsdiscipline zou zijn. Wat schetst onze verbazing? Juist Duitsland, dat zo hamerde op het stabiliteitspact, trad het als eerste met de voeten. Dat was een schok en daar heeft de politiek niet goed op gereageerd. Die wanstaltige leus: “Europa. Best belangrijk” die de overheid gebruikte tijdens het referendum in 2005, zegt alles. Het is een miskenning van de werkelijkheid.

‘Er is hier een klimaat ontstaan van “Hou me vast, ik bega een ongeluk.” Het is toch uniek dat acht ambassadeurs in Nederland, en geen kleine jongens maar bijvoorbeeld Japan, Groot-Brittannië en Duitsland, ons onlangs in de NRC opriepen niet zo naar binnengericht te zijn. Ik schaam me er voor.’