Achtergrond
Waarom zijn zij zo oud?
Bejaarde ijsberen zie je alleen in de dierentuin. In het wild wordt een ijsbeer op een gegeven moment te oud om het brute berenbestaan aan te kunnen, en gaat hij dood. Bij mensen en sommige andere sociaal levende dieren zoals walvissen, is dat anders. Zij leven gewoon door, zelfs lang nadat ze onvruchtbaar zijn geworden. Voor biologen is dat een puzzel. De evolutietheorie leert hen dat de levende wezens die het meeste zich voortplantende nakomelingen hebben, uiteindelijk de Survival of the Fittest-race winnen. Onvruchtbare bejaarden eten voedsel op waar de jongere generatie van zou kunnen leven. Waarom gaan mensen niet gewoon dood op hun vijftigste?
Bart Braun
woensdag 2 november 2011
© David van Bodegom

Op die vraag bestonden twee antwoorden. Het eerste is dat onze oude dag een vertekening is. Omdat we onze omgeving zo drastisch kunnen beïnvloeden, zijn we als een ijsbeer die zijn eigen dierentuin heeft gebouwd. Dat antwoord klopt niet: ook in de samenlevingen van jager-verzamelaars vind je ouden van dagen. Archeologen vinden zelfs resten van bejaarde Neanderthalers. Mensen worden, in tegenstelling tot ijsberen, ook oud in het wild.

Het tweede antwoord is de zogeheten grootmoeder-hypothese. Mensen worden oud omdat oude mensen nog de handen kunnen laten wapperen bij het grootbrengen van hun kleinkinderen. Zo hebben die kleinkinderen een grotere overlevingskans, en op die manier bevoordeelt de natuurlijke selectie alsnog een oude dag.

‘Iedereen heeft die theorie omarmd’, vertelt promovendus David van Bodegom. ‘Het klopt namelijk heel mooi met wat je ziet: oma’s die hun kleinkinderen vertroetelen. Het gaf grootmoeders ook een raison d’être, natuurlijk. In een Scandinavisch gezin met man, vrouw en vijftien kinderen maakt het enorm veel uit of er een oma bij is of niet.’

Ook de oma-hypothese heeft echter een probleem. Dat soort monogame gezinnetjes zijn evolutionair gezien een vrij recente uitvinding: mensen leefden oorspronkelijk niet zo. Oude oma’s mogen dan weliswaar nuttig zijn in onze moderne omgeving, maar dat kan niet de reden zijn dat oma’s oud worden. Mensen zijn ook goed in computerspelletjes, maar dat is niet het gevolg van natuurlijke selectie op onze high-scores.

Archeologisch en antropologisch onderzoek wijst uit dat mensen van nature in polygame samenlevingen wonen, waarin rijke mannen meerdere vrouwen trouwen. Van Bodegom, lachend: ‘Mannen weten van binnen ook wel dat ze van nature polygaam zijn.’ Gaat de oma-hypothese in zulke samenlevingen ook op? Om dat uit te zoeken trok de promovendus zeven keer naar het Garu-Tempane-district in het oosten van Ghana, een droog en heet gebied. De mensen, vrijwel altijd zelfvoorzienende boeren, leven er in zogeheten extended families van gemiddeld vijftien mensen – een man met één tot vier vrouwen, hun kinderen en eventuele oma’s. Maakt dat nou uit, zo’n oma erbij?

Van Bodegom telde de kinderen in gezinnen met en zonder oma, woog ze, en onderzocht in welke gezinnen meer kinderen stierven. ‘Mensen vragen me wel eens of dat ethisch is. Of ik, als arts, ze niet zou moeten helpen in plaats van te turven hoeveel er overlijden. Maar dit soort onderzoeksvragen stellen we in Leiden ook; ik zie niet in waarom ik dat niet zou mogen in Ghana. Zo dacht de overheid daar er gelukkig ook over.

‘We stonden daar bekend als de mensen met de papieren. In zo’n dorp gebeurt niet zoveel, dus als we langskwamen zorgde dat voor veel beroering. Ik was vooral geïnteresseerd in families en stambomen, en de mensen daar doen niets liever dan praten over hun familie. Ik mocht wel terugkomen, dus.’

Met een team van plaatselijke medewerkers verzamelde Van Bodegom de gegevens van zo’n dertigduizend mensen. Gisteren promoveerde hij op Post-reproductive survival in a polygamous society in rural Africa.

De conclusie: kinderen in gezinnen met oma’s wegen niet meer dan in gezinnen zonder oma. Hun overlevingskansen zijn – als je corrigeert voor het feit dat in rijkere gezinnen zowel de kinderen als de oma gezonder zijn – hetzelfde. Wel hebben gezinnen met een oma meer kinderen. Twee komma drie procent meer, om precies te zijn. Oftewel: zoveel helpt een grootmoeder niet, in Ghana. Er zijn al zoveel andere vrouwen en oudere kinderen om te helpen met de zorg voor de kleintjes, dat die oma niet veel meer uitmaakt.

Van Bodegom: ‘Wat wel heel veel uitmaakte, was waar mensen hun water haalden. Je hebt daar de traditionele waterputten, en de recent geslagen boreholes: waterbronnen van dertig meter diep. Die eerste bevatten vaker verontreinigingen: kinderen die water uit de put dronken, hadden dertig procent meer kans om te overlijden tijdens de duur van de studie. Ik voelde uiteraard de behoefte om die informatie te delen met de mensen daar. Sommige huishoudens hadden toegang tot allebei, dus dan is het nuttig om te weten dat het water uit de boorgaten veiliger is, toch? Maar ze bleven drinken uit de putten. Het water uit de boorgaten smaakte nergens naar, zeiden ze. Onveilig? Hun vader dronk het ook, en weet je wel hoe sterk die was?’ De culturele verschillen hebben een grote indruk op Van Bodegom gemaakt, hij verwerkte ze in zijn debuutroman Nood breekt wet die in januari verschijnt.

Hij heeft geen bewijs voor de grootmoederhypothese gevonden. Maar waarom worden mensen dan zo oud? Van Bodegom vermoedt dat het meer te maken heeft met de vaders. Mannen zijn veel langer vruchtbaar dan vrouwen, en kunnen ook op hoge leeftijd nog kinderen verwekken. Vrouwen worden dus niet oud omdat ze zulke nuttige oma’s zijn, maar omdat ze dat worden van dezelfde genen die ervoor zorgen dat papa’s oud worden. In plaats van de grootmoeder-hypothese oppert hij de oude-vader hypothese.

Na zijn promotie blijft Van Bodegom gewoon in Leiden werken, bij de Leyden Academy on Vitality and Aging, een kenniscentrum op het gebied van vitaliteit en veroudering, opgericht door zijn promotor prof.dr. Rudi Westendorp. Wat moet men daar met evolutiebiologisch inzicht in Ghanese gezinnen? Van Bodegom: ‘Dit is heel basaal onderzoek naar verouderingstheorieën. We willen begrijpen waarom we zo oud worden, of waarom zoveel ziektes pas toeslaan na je vijftigste. Dat kan alleen maar als je evolutionair denkt.’