Wetenschap
Het berengesnurk van de extra kilo?s
Op een dag vond Mare-redacteur Bart Braun het mooi geweest: hij besloot af te vallen. Over de strijd tegen de kilo’s en de wetenschappelijke kennis hieromtrent schreef hij een boek. Een voorpublicatie uit Wat de weegschaal je niet vertelt.
Bart Braun
woensdag 19 oktober 2011
© Michiel Walrave

Dikke mensen komen weliswaar moeilijker aan sekspartners, maar dat betekent niet dat ik er helemaal nooit eentje heb. De paar vrouwen in mijn leven kunnen rekenen op het medelijden van mijn gehele vrienden- en kennissenkring. Niet omdat ze onder die vetklep moeten liggen, maar omdat ik snurk.

Ze zijn er nooit om bij me weggegaan. Blijkbaar is dat geronk op een bepaalde manier rustgevend voor mensen die eraan gewend zijn. Ritmisch, langzaam, enzovoort. Het is geen zoetgevooisd slaapliedje, maar aan de andere kant doe ik het ook niet om hen te pesten.

‘Ik mis je berengesnurk’, sms’te een vriendinnetje me ooit op een avond dat ze thuis bleef slapen. Zij was echter ook degene door wie ik me voor het eerst zorgen ging maken over mijn lijn.

‘Sommige nachten adem je juist helemaal niet regelmatig’, vertelde ze. ‘Dan hort het en dan stoot het, en dan houd je je adem lang in, om vervolgens echt naar adem te snakken. Soms maak ik me zorgen dat je helemaal niet meer adem gaat halen.’

Dikke mensen snurken vaker. Ze hebben meer vet rond de keel, en dat drukt de ademwegen dicht. Een stapje verder dan gewoon snurken is slaapapneu, waar ik blijkbaar ook aan leed. Daarbij houdt de patiënt af en toe even op met ademhalen in zijn slaap. Daar merkt hij (het komt vaker voor bij mannen dan bij vrouwen) weinig van, maar het blijft niet zonder gevolgen. Je krijgt er hersenschade van, en als gevolg daarvan meer moeite met leren en taalgebruik. Ook vergroot slaapapneu het risico op beroertes. En op verkeersongelukken, omdat je slaperig achter het stuur zit.

Dionysius van Heraclea was een tijdgenoot van Alexander de Grote en is vooral de geschiedenis ingegaan omdat hij verschrikkelijk, ontzagwekkend dik was. Ook hij leed aan slaapapneu. Hij was doodsbang om in zijn slaap te stikken; er moest altijd iemand naast zijn bed staan om hem wakker te maken als hij ophield met ademhalen. De Romeinse geschiedschrijver Claudius Aelianus schrijft in zijn Varia Historia:

 Als een kuur tegen zijn klachten schreven zijn artsen voor (zo zegt men) dat er lange, dunne naalden klaargelegd moesten worden, en dat de bedienden die door de heupen en buik van Dionysius moesten steken als hij in zijn diepe slaap was gevallen. De dokters zelf namen deze operatie op zich, en staken de naalden in het gevoelloze en, om het zo te zeggen, lichaamsvreemde vlees van de tiran. Maar Dionysius gaf geen reactie, net zomin als een steen dat zou doen. Maar als de naald een punt bereikte dat nog gezond was, en onderdeel van zijn systeem dat nog niet gevoelloos was geraakt door een overmaat aan vet, dan reageerde hij, en werd hij wakker.

Tegenwoordig krijgen slaapapneu-patiënten een beademingsmachientje. Dat heeft een belangrijk voordeel boven de aanpak van Dionysius: als je eenmaal gewend bent aan het geluid van dat ding, krijg je genoeg lucht en slaap je ook de hele nacht door.

De Griekse tiran werd van zijn aanpak wakker, en moest dan weer inslapen. Daar krijg je slaapgebrek van, en van slaapgebrek word je dik.

Hoe dat komt, is merkwaardig genoeg nog steeds niet duidelijk. Uiteraard heb je met je slaperige kop minder zin om te gaan bewegen. Maar verder? Mensen die aangeven dat ze kort slapen, hebben een grotere kans om later dik te worden. Maar komt dat omdat ze in die tijd dat ze niet slapen aan het snacken zijn, of speelt het slaapgebrek zelf ook een rol?

Als je ratjes expres te weinig laat slapen, gaan ze meer eten. Dat suggereert dat de nachtrust op een of andere manier je eetlust beïnvloedt – en dat is ook wat je ziet aan de concentratie eetlusthormonen bij proefpersonen. Alleen worden ratten juist dunner van slaapgebrek, ondanks hun vreetbuien. Voor mensen werkt dat niet zo.

Gelukkig voor de lezers met een afvalwens maakt het niet zo gek veel uit waarom je nou precies dikker wordt van slaapgebrek. Het verband bestaat, en op tijd naar bed gaan vereist nog altijd minder discipline dan jezelf naar de sportschool slepen of Spa blauw bestellen in de kroeg. Bodybuilders vertellen elkaar al jaren dat slaap onderdeel is van de workout, en op dit punt hebben ze volkomen gelijk.

Ook u kunt de slaap als aanvulling zien op uw beweging. De grote vraag is ook wat u zou doen in plaats van slapen. Als u bent zoals ik, blijft u vooral op omdat u te lui bent om naar bed te gaan. En als u bent zoals de meeste westerlingen, kijkt u televisie in die uurtjes die u al in bed had moeten liggen.

Er is een prachtig experiment dat u met een televisie kunt doen. Ouders van over de hele wereld voeren het elke dag uit. Neem een druk kind van tussen de vier en twaalf jaar oud. Het jengelt, het maakt herrie, het wil aandacht. Zet nu de televisie aan op iets wat in de verte aansluit op de belevingswereld van het kind. Tekenfilms, uiteraard, maar ook natuurdocumentaires werken goed. Is het kind nog te klein om een verhaallijn te kunnen volgen, dan is er altijd iets nog debielers: sport. Als ik op mijn halfzusje van twee moest passen, zette ik altijd curling op. De Teletubbies waren nog wat ingewikkeld, maar de Olympische Winterspelen leverden precies datgene waar ik, en al die ouders van over de hele wereld, op hoopten: magie. Overal op de planeet zitten kinderen apathisch naar schermen te staren. De kleuter die zojuist nog in de gordijnen klom, mist nu ineens de fut om de kwijl van zijn gezicht te vegen. Als je de drukte van je kind op chemische wijze aan zou willen pakken, bijvoorbeeld door er een verdovingspijltje in te schieten, werd je dezelfde avond nog uit de ouderlijke macht ontzet. Televisie mag gelukkig wel.

Diezelfde betovering die bij kinderen optreedt, zie je ook bij volwassenen. Sommigen zijn er gevoeliger voor dan anderen; zelf ben ik niet in staat om een gesprek te voeren in een ruimte waar een televisie aanstaat, of het geluid nou uit is of niet. Maar bij iedereen verslappen de spieren en staren de ogen.

De calorieëntabellen spreken elkaar tegen: volgens sommigen verbruik je met slapen net iets minder energie dan met televisiekijken, volgens de anderen net iets meer. Heel veel scheelt het in elk geval niet, maar wie alleen kijkt naar hoeveel koolstofdioxide iemand in een testkamer uitademt, mist het punt. Als je televisie kijkt terwijl je al in bed had moeten liggen, verbruik je op dat moment misschien wel ietsje meer calorieën, maar word je toch dikker, zoals ik hierboven al vertelde. En dan gaan we er nog van uit dat de televisiekijkers hooguit een bakje rauwkost zonder saus wegknagen voor de buis.

In werkelijkheid zijn televisiekijkers dikker, eten televisiekijkers meer en eten ze ongezonder. Je hebt domweg niet in de gaten hoeveel je naar binnen zit te schoffelen, want je bent te druk met televisiekijken. Bij kinderen is het verband zelfs zo sterk dat het aantal uur dat een kind televisie kijkt, een heel behoorlijke indicator is voor hoe gezond dat kind leeft.

De gemiddelde Nederlander kijkt iets meer dan drie uur televisie per dag, de gemiddelde Belg ietsje minder. Vraag je ze wat ze hebben gedaan de vorige avond, dan zeggen ze: ‘Niets.’ Iemand die toegeeft elke dag drie uur World of Warcraft te spelen, wordt met de nek aangekeken, ook al is diegene socialer bezig. En reken maar dat híj niet een emmer kipvleugels wegzet – daarvoor is hij te geconcentreerd. Drie uur televisiekijken daarentegen is volkomen geaccepteerd. Die ene keer dat er echt iets op is dat je moet zien, kun je er best voor opblijven. Maar bespaar jezelf het oeverloze gelul en de eindeloze reclamespotjes. Ga gewoon op tijd naar bed.

Wie moeilijk slaapt en denkt zijn buikje weg te kunnen eten in de vorm van slaappillen, heeft overigens pech. Het lijkt erop dat vooral de zogeheten trage-golf-fase van de slaap belangrijk is voor wie gewichtstoename wil voorkomen. Veel slaapmiddelen zorgen er weliswaar voor dat je langer slaapt, maar het gedeelte van de nacht dat in trage-golf-slaap wordt doorgebracht is kleiner. Ook een reusachtige slaap van een paar weken helpt niet: je raakt wel heel veel kilo’s kwijt als je je nest niet meer uitkomt, maar dat zijn vooral kilo’s spieren die verslappen omdat je ze niet meer gebruikt.

Dan doen beren het beter. De Amerikaanse zwarte beer (Ursus americanus) kan ’s winters zeven maanden slapen. Technisch gesproken is het geen winterslaap, want daarvoor slapen ze te licht: iemand die een duttende berenmoeder verstoort, kan vervolgens rennen voor zijn leven. De berin springt op en achtervolgt je rennend door kilometers sneeuwlandschap. Mensen die zeven maanden in een ziekenhuisbed hebben moeten liggen, halen de wc niet eens zonder hulp, en zij hebben tijdens die zeven maanden nog te eten gekregen. De spieren van de berin zijn, ondanks de lange vastenperiode, nog prima; ze lijkt vooral haar vet verbrand te hebben.

Hoe doen die beesten dat?

Dit is, wat mij betreft, de gaafste truc uit het hele dierenrijk. Vliegen, je oogbol aflikken, duiken naar tien kilometer diepte: de mensheid kan het niet, maar heeft trucs uitgevonden om het met technologie na te doen of zelfs te verbeteren. Maar afvallen lukt ons nauwelijks, en afvallen door alleen maar een paar maanden te slapen, dat is een soort walhalla.

Stel je toch eens voor dat we dat kunstje zouden kunnen na-apen. De complete economie zou omgekat worden, en het zou bemande ruimtevaart een stuk aantrekkelijker maken. Degene met de patenten voor menselijke berenslaap zal genoeg geld hebben om voor elke teennagel een sexy pedicure-slavin aan te stellen.

Je zou dus verwachten dat het wereldwijd stikt van de moleculair biologen die hun uiterste best doen om het metabolisme van beren te doorgronden. Dat valt ronduit tegen: er zijn maar een handjevol mensen op de planeet die zich hiermee bezighouden.

Wat ze tot nu toe hebben vastgesteld: als beren eiwit afbreken, ontstaat er – net als bij mensen – ureum. Mensen plassen die stikstofverbinding uit: de naam ureum komt van ‘urine’. Beren gebruiken het onder meer om hun spieren op peil te houden. Daarnaast lijkt het erop dat de dieren een andere eiwitbron in hun lichaam hebben, die wel aangetast wordt.

En dat was het. Hóé die beer zijn ureum recyclet, wát die mysterieuze eiwitbron dan is en vooral: hoe wij al die trucs ooit kunnen kopiëren – niemand die het weet. Ergens in het verdelen van het geld voor wetenschappelijk onderzoek zit iemand die zijn prioriteiten helemaal verkeerd heeft zitten.

Met Dionysius is het overigens precies zo afgelopen zoals hij zelf gewild schijnt te hebben. De komedieschrijver Menander legde hem in de mond: ‘Ik wens maar één ding voor mezelf – de enige dood die goed gestorven is. Op mijn rug vol vetrollen liggen, terwijl ik amper een woord uitkraam, snakkend naar adem, terwijl ik eet en zeg: “Langzaam rot ik weg in mijn genoegens.”’

Voor zover ik na kan gaan, is Dionysius daadwerkelijk in zijn eigen vet gestikt. Of hij dat echt genoeglijk vond, is de vraag.

Beren zijn niet de enige winterslaapkampioenen. Het Noord-Amerikaanse knaagdiertje Spermophilus richardsonii is ontzettend goed in afkoelen. Tijdens de koudste maand van het jaar stookt hij zichzelf op tot een temperatuur van 2°C, net warm genoeg om niet kapot te vriezen. Door zo koud te worden, bespaart hij 96 procent van de energie die hij zou gebruiken als hij ’s winters bij zijn zomerse lichaamstemperatuur van 37°C zou gaan slapen.

Warmte produceren kost bakken met energie, wil dat grondeekhoorntje maar zeggen. Een (kilo)calorie is de hoeveelheid energie die je nodig hebt om een liter water op te warmen. Mensen bestaan grotendeels uit water, dus om een mens van tachtig liter op temperatuur te houden moet je flink stoken. Soldaten die oefenen in het Hoge Noorden, eten veertig procent meer dan soldaten in de tropen, om maar aan die energie te komen. Leg mensen in koud water – daar koelen ze sneller in af dan in lucht – en ze komen hongerig boven. Bij veel Nederlandse duikstekken staat dan ook een uitstekend draaiende frietkraam.

Omgekeerd zou het zo kunnen zijn dat we dik worden van onze verwarming. We stoken onze woon- en slaapkamers warmer dan vroeger; elke tien jaar werden ze 0,4 graad warmer. En terwijl de thermostaat van ons huis omhoog schuift, gaat de thermostaat van je lichaam juist omlaag. Als het te warm is, gaat juist de airconditioning aan, en besparen we ons lichaam de moeite van het afkoelen.

Je zou verwachten dat je niet dikker wordt van een warmere kamer. Als je meer gaat eten van de kou, dan ga je toch minder eten als het warm wordt? Het lichaam, dat altijd probeert om alles bij hetzelfde te houden, zou zich toch niet om de tuin moeten laten leiden door een graadje meer of minder?

Dat zou het inderdaad niet moeten doen. De proeven met muizen zijn duidelijk: verwarming omhoog, hoeveelheid gegeten muizenvoer omlaag. De muis blijft even dik. Dat verandert echter als je het muizenvoer vervangt door een westerse vette hap. Dan onderdrukken de dieren hun eetgedrag niet, en worden ze dikker.

Om het warmer te krijgen, kun je twee dingen doen: je kunt gaan bibberen, en je kunt de verwarming van je lichaam hoger zetten. Kiezen is er helaas niet bij: dat besluit je lichaam op eigen kracht. Ook hierin is die grondeekhoorn een baas: als-ie weer op wil warmen, verhonderdvoudigt hij zijn hitteproductie. Als je dat als mens kon doen, kon je jezelf dood-koken in je badkuip.

Spermophilus produceert die warmte met een speciaal soort weefsel: bruin vet. Mensenbaby’s hebben er ook vrij veel van; die kunnen nog niet zo goed warmte produceren door beweging, omdat ze amper kunnen bewegen. Als ze groter worden, verdwijnt dat bruine vet grotendeels.

Volwassenen hebben er nog een klein beetje van, vooral rond de nek. Niet iedereen heeft er evenveel van: dikke mensen hebben gemiddeld minder. Als je mensen in de kou zet, gaat hun bruine vet warmte produceren. Warmte produceren kost calorieën, en het zou dus zomaar kunnen dat dunne mensen dunner zijn omdat ze een groter gedeelte van hun eten verstoken in plaats van opslaan.

Met behulp van genetisch veranderde virussen is het inmiddels mogelijk om het witte vet van ratten bruin te maken. Dat voorkomt vervolgens dat ze dik worden van een vetrijk dieet. Verwacht daar echter niet te veel van: er is een lange, lange lijst van stoffen die knaagdieren dun maken, maar bij mensen niet werken of te veel bijwerkingen hebben.

Welke dat zullen zijn bij deze therapie ligt voor de hand: opvliegers. Mannen hebben die overigens ook, alleen noemen ze dat geen opvliegers omdat ze denken dat alleen vrouwen in de overgang die krijgen. Wel eens drijfnat van het zweet wakker geworden na een avondje drinken? Dat was een opvlieger. Als je dat een paar nachten achter elkaar meerdere keren per nacht overkomt, neem je je overgewicht voor lief.

Bart Braun, Wat de weegschaal je niet vertelt,

Nieuw Amsterdam,

239 pgs., € 19,95