Achtergrond
In Iran wacht mij de doodstraf
De Leidse studente Yalda Walinezjad vluchtte vijf jaar geleden uit Iran. Ze wordt nog steeds bedreigd, maar richtte uit liefde voor haar land een instituut op. ‘Ik ben nergens bang voor.’
Harmke Berghuis
woensdag 5 oktober 2011
‘Soms denk ik: ik vlieg direct terug naar Teheran.’ © Taco van der Eb

‘In 2009 organiseerde ik een lezing in Nederland over Iran. Achteraf kreeg ik bedreigingen, via internet, de telefoon, maar ook persoonlijk. Iraanse studenten in Nederland, met goede banden met de Iraanse ambassade hier, zeiden tegen me: “Jij gaat hier spijt van krijgen.” Ik heb me toen drie maanden stil gehouden.

‘Maar ik woon nu in een vrij land. Ik heb op een ingrijpende manier zelf ondervonden hoe essentieel het is om in plaats van in een islamitische dictatuur in een vrij land als Nederland te wonen. Het is mijn plicht om iets te betekenen voor Iran. Ik heb heel veel over voor mijn idealen. Vrijheid van meningsuiting is alles voor mij.’

In 2006 vluchtte Yalda Walinezjad (1984) naar Nederland. In Iran studeerde ze medicijnen en voerde ze actief campagne voor Mohammad Khatami, de voorganger van de huidige president Mahmoud Ahmadinejad. Khatami was president tussen 1997 en 2005. Met zijn hervormingen maakte hij zich erg onpopulair bij de conservatieve geestelijkheid bij wie de echte macht in Iran ligt, zegt Walinezjad. ‘Hij was weliswaar van het regime, maar hij wilde ook goede stappen richting hervorming zetten. Democratie is een proces, daar heb je zulke mensen voor nodig.’

Daarom verspreidde ze flyers, verfde zijn uitspraken op muren en organiseerde lezingen. Het leidde tot bedreigingen en problemen op de universiteit, met name met de directeur. ‘In Iran is geen vrijheid van meningsuiting, en ik had een grote mond. Bovendien was ik een meisje. Vierentwintig uur voor de verkiezingen mag je geen campagne meer voeren. Ik was met een groepje andere studenten en het gesprek kwam op Khatami. Toen kwam de directeur van de universiteit. Hij gaf me een klap in mijn gezicht.’ Fel kijkt ze op: ‘Ik ben een vrouw die niet tegen dwang kan. Het was niet de eerste of laatste keer dat ik een klap kreeg, maar ik realiseerde me wel: dit maakt me ongelukkig. Hier kan ik niet leven.’

Niet lang daarna reed ze samen met haar toenmalige vriend ’s avonds laat door de stad. ‘We werden tegengehouden door mannen van de revolutionaire garde, onderdeel van het Iraanse leger. Ze droegen burgerkleding, dus we reden door. Tot er werd geschoten, toen moesten we wel stoppen.’ De mannen liepen naar de auto en stootten met een geweerkolf in het gezicht van haar vriend. ‘Voor mij was het toen afgelopen.’

Een urenlange operatie van haar vriend volgde. Direct daarna moest hij naar de gevangenis. Zelf werd ze ook opgepakt, maar omdat haar vader als hoogleraar goed bekend stond, mocht ze meteen weer gaan. ‘Mijn vriend kreeg zestig zweepslagen. Toen hij werd vrijgelaten, hebben we Iran voorgoed verlaten.’

‘De eerste zes maanden waren voor mij heel erg moeilijk. Wat doe jij hier? vroeg ik me af. Maar ik werd gelijk actief, ging de taal leren. Ik ben een heel sociaal persoon.’ Na een half jaar begon ze met twee studies, bestuurskunde aan de Haagse Hogeschool en Public Administration aan de Universiteit Leiden. Beiden heeft ze bijna afgerond.

‘De taal gaat goed, mijn studies gaan goed. Maar privé is het anders. Ik leid twee levens. Ik maak me zorgen om Iran, mijn ouders. Er zijn momenten dat ik heel eenzaam ben. Veel mensen denken: je hebt zoveel vrienden, je krijgt zoveel waardering voor wat je doet. Maar ik ken veel trieste momenten. Ik ben alleen hier, moet constant sterk zijn. Voor mijn idealen heb ik heel veel moeten opgeven. Vrienden, familie, mijn land. Mijn ouders heb ik, sinds ik hier woon, niet meer gezien.

‘Soms vraag ik me af wat ik hier doe. Dan denk ik: ik vlieg direct terug naar Teheran. Met mijn Nederlandse paspoort. Dat is natuurlijk niet verstandig. Als ik daar weer kom, krijg ik de doodstraf. Niet omdat ik zo belangrijk ben, maar het regime is bang voor jonge ambitieuze mensen met een groot netwerk die zich verzetten. Ik organiseer politieke debatten over Iran. Je mag geen uitspraken doen tegen het regime. Of in plaats van de doodstraf zou ik misschien de rest van mijn leven in een Iraanse gevangenis moeten doorbrengen. Dan ben ik nog liever dood.

‘Ik houd van Iran, van de cultuur en de mensen. Maar ik ben gefrustreerd door het regime. Ik ben een tijdje in Israel geweest. Iraniërs hebben geen hekel aan Israel. Alleen het regime heeft dat. Dat onderscheid tussen de mensen en het regime moet er komen.’

Mede daardoor, en door de onbekendheid van Iran in Nederland – ‘Iran is echt een ander land dan Irak’ – richtte ze het Iran Instituut op, dat vorige week officieel van start is gegaan. Het moet een onafhankelijk kennisinstituut worden, waar media en andere geïnteresseerden terecht kunnen voor advies of informatie. ‘Als kranten nu iets over Iran willen weten, dan gaan ze individuele mensen benaderen die ze via Google vinden, omdat er geen onafhankelijk instituut is. Dat geeft geen betrouwbaar beeld. ’

Het instituut start in februari 2012 met colleges aan de Haage Hogeschool. Als het aan Walinezjad ligt, volgen er ook een reeks aan de Universiteit Leiden. ‘We zijn nog in gesprek, maar er is veel enthousiasme.’

En hoe zit het met de mensen in Iran, kan ze die ook helpen? ‘Ik kan de mensen daar informeren en advies geven. Hun stem laten horen. Het netwerk van ons instituut is groot. Al maak ik zo geen vrienden met de Iraanse ambassade.’

Wat de gevolgen van de Arabische Lente voor Iran zullen zijn, durft Walinezjad nog niet te zeggen. ‘In maart volgend jaar zijn er verkiezingen, maar nu is het nog stil, er zijn nog geen namen bekend. Wat er met Syrië of Libië gebeurt, is heel belangrijk voor Iran. Als de mensen in Syrië volhouden, is dat goed voor de Iraanse bevolking. Toch verwacht ik geen “Perzische Lente”. Het leger in Iran zal zich niet achter de bevolking scharen zoals in Egypte.

‘Het regime moet vallen. De vraag is alleen hoe? Ik denk dat je dat bereikt door harde sancties die het regime raken, en door groepen te ondersteunen, zoals liberale studentenbewegingen. Zij spelen een heel belangrijke rol bij het verzet. Daarnaast moet het Westen streven naar het bevorderen van vrije toegang tot internet en het ondersteunen van de organisaties die kennisgeving over Iran bewerkstelligen en zich inzetten voor liberale democratische waarden.’

Ondanks haar vlucht naar Nederland wordt Walinezjad zelf nog steeds niet met rust gelaten. Haar Facebook-account wordt bijvoorbeeld regelmatig platgelegd. ‘Laatst hoorde ik dat iemand vanuit Londen op mijn account wilde inloggen. Over verdere bedreigingen wil ik niet me niet uitlaten, mijn ouders zijn nog steeds in Iran. Ik wil alleen aan het regime laten weten dat ik sterk ben. Ik ben nergens bang voor. Het kan me niet schelen of het eindpunt de dood is. Dit zijn mijn idealen, en ik ga er voor vechten.’